Een van de mooiste en ‘ware’ gezegden uit de Nederlandse taal. Het is een dichtregel uit het vers De zeer oude zingt van Lucebert en staat bij Station Rotterdam Blaak op de dakrand van een verzekeringsmaatschappij. Vandaag ging ik naar het Stedelijk Museum Schiedam waar een uitgebreide expositie van het werk van Lucebert (1924 – 1994) wordt gehouden.
Het is tot en met zondag, op de valreep dus. En ik ben blij dat ik gegaan ben. Zelden zag ik een fraaier opgezette tentoonstelling en zelden raakte ik beter geïnformeerd over een kunstenaar. Dat gebeurt via de tekst aan het begin van elke zaal, waarin steeds een bepaalde periode in het kunstzinnige leven van Lucebert wordt belicht. En fragmenten uit radio-interviews, films over de kunstenaar en een gesprek met mede-vijftiger Bert Schierbeek. Ook horen en zien we hem zijn gedichten voorlezen. Natuurlijk wist ik ook wel dat Lucebert (‘Brenger van licht’, pseudoniem van Lubertus Swaansdijk) een van onze beroemdste kunstenaars was en bij de groep van de Vijftigers hoorde. Hij publiceerde toen regelmatig in het literaire tijdschrift Braak en kreeg als bijnaam Keizer der Vijftigers. Zijn kunst, die vooral in het begin sterk beïnvloed was door Cobra, waarvan Appel en Corneille exponenten waren, weerspiegelt naast een wrang soort humor ook een vrij pessimistisch wereldbeeld. Dat komt vooral tot uiting in zijn schilderijen waarin grotesk-verwrongen absurdistische mensenfiguren de hoofdmoot vormen.
‘Leuke gozer’ (1969) – olieverf en spuitbus op doek
Zijn aimabele maar sterke persoonlijkheid sprak velen tot de verbeelding. Hij was wat je noemt een dubbeltalent: een begenadigd tekenaar en schilder (op de MULO kreeg hij een 10+ voor tekenen) maar ook als dichter stond hij zijn mannetje. Meer dan dat, hij stond met zijn soms onbegrijpelijke gedichten aan de wieg van een revolutionaire vernieuwing van de Nederlandse poëzie, waarbij volkomen vrijheid centraal stond. De meeste van zijn gedichten zijn gebundeld in Gedichten 1948-1965, en recenter in Verzamelde Werken (1ste druk, september 2002). Na deze dichtperiode legde hij zich vooral toe op de beeldende kunst, die vanaf de zestiger jaren ‘figuratief-expressionistisch’ genoemd werd.
Na het bezichtigen van deze tentoonstelling wordt de bezoeker verzocht een enquêteformulier in te vullen, in ruil waarvoor je een notitieboekje met magneetstrip – om aan de koelkastdeur te hangen – ontving. En ik heb een fraai lijvig boekwerk over Lucebert (schilder, dichter, fotograaf) aangeschaft in de welvoorziene museumwinkel. Het kost wat, maar dan heb je ook iets.
Maar als je mij nu vraagt wat ik van deze expositie vooral heb meegekregen is het dit: het besef dat – ik spreek nu voor mijzelf, maar het zal ongetwijfeld herkenbaar zijn – je als mens zo ‘gevangen’ zit in een net van beperkende gedachten, zowel die van jezelf als die van anderen, vanuit de samenleving waaraan je (soms vanzelfsprekend) ‘gehoorzaamt’ en waardoor je je laat leiden. Echte vrijheid, gewoon maar doen, volkomen ongericht en spontaan, los van alles, was uiteraard het uitgangspunt van de Vijftigers, maar is nog steeds iets nastrevenswaardigs, vooral in de kunst.
De rest van de dag heb ik winkelend doorgebracht, waarbij de oogst een paar t-shirtjes, een groot schetsboek (bij Artifact) en een schetsboekje in pocket-formaat (bij Goedman) was. Zaterdag ga ik met enkele vrienden van Haag Atletiek fietsen en wandelen in Drenthe (Dwingeloo), en daar zullen ook wat schetsjes worden gemaakt. Vandaar dat kleine schetsboekje.
Toen ik later deze middag thuiskwam, heb ik in de achtertuin lekker in de zon gezeten. Daarna gekookt (pasta met broccoli, champignons en zalm) en na het eten een uurtje fitnessen. Hardlopen heb ik gister(woensdag)avond gedaan, maar alweer voor mijzelf want het gaat nog steeds niet goed. Alles (nou ja, de benenwagen sowieso) doet pijn. Wel was ik daarna nog even traditiegetrouw bij de vereniging waar ik mij tegoed heb gedaan aan sportdrankjes zoals bier en witte wijn…
Filed under: Kunst en cultuur | Leave a comment »